Vorige week logeerden Chick en Chucky in Beekbergen. Voordat ze naar buiten mochten, moesten ze eerst de kamers verkennen. En toen ze daar wel mee klaar waren, opende ik de deurtjes van de kast tussen kamer en keuken. Dat was weer goed voor een kwartier grondige inspectie. Uiteindelijk gingen ze bovenop een tukje doen.
Tag: Dorpstraat Ons Dorp
Het resultaat van een weekendje tuinieren in een tuin waar al een hele tijd niets gebeurd is. Bij mij roept het gevoelens van Oorlog op: hakken, snoeien, kappen – een keihard gevecht tegen de enorme hoeveelheid takken die de natuur de wereld in meent te moeten slingeren. De rozebottelstruiken waren mijn persoonlijke Taliban.
De bestrating is door Inge met de hogedrukspuit schoongemaakt – meer dan een halve dag meuk schoonspuiten en waarbij je zelf eindigt als de Modderman. Maar het terras is opeens weer wit en de klinkerpaadjes slingeren zich nu helder een weg door de tuin. Een paar uur voor vertrek heb ik de hulstboom te grazen genomen. Op de bovenste foto, waar Chick en Chucky het dak inspecteren, kun je er nog een stukje van zien; een massieve, donkergroene, brede, immer verder uitdijende zuil. Nadat ik klaar was, leek het weer een boompje met een licht stammetje. De gesnoeide takken zullen t.z.t. een prachtig paasvuur maken.
(Als je op het plaatje klikt, gaat het kloppen)
We zitten in een het Lucas ziekenhuis, wachtend op het echofilmpje van haar hart – onderzoek naar mogelijk hartfalen. Dat is dat je hart het zuurstofrijke bloed niet meer goed rondpompt, zodat je koude voeten, koude handen, een koude neus krijgt. En in een gesprek snel buiten adem raakt. We wachten op onze beurt. Mijn moeder doet, om de tijd te verdrijven, het Loerende Mannetje na. Ze doet het goed.
Het komt zo.
Mijn ouders zitten in het Verpleegtehuis. De meeste mensen van hun afdeling zitten overdag in de Huiskamer. Het is niet mijn idee van een huiskamer, het doet mij denken aan een parkeerterrein voor menselijk wrakhout – al klinkt dat onbarmhartiger dan het bedoeld is. Maar ik ben blij ben dat mijn ouders in hun eigen kamer leven. Daarin staan wat eigen meubels – stoelen, kasten, schilderijen, het digitale fotolijstje, de Friese staartklok, boeken, platen, cd’s en de onvermijdelijke oudemansvriend: televisie. Ze hebben er een eigen plek.
Elke dag, tegen twaalf uur ’s middags, gaan mijn ouders naar de huiskamer voor het middageten. Daar heeft iedereen zijn vaste plaats. Mijn ouders hebben een plek aan de mannentafel toegewezen gekregen. Echtparen zijn in het Verpleegtehuis als witte raven: er zijn zoveel meer vrouwen dan mannen, dat er maar één tafel met mannen is – aan alle andere zitten vrouwen. Mijn ouders – gemengd stel, in deze context – zijn aan de mannentafel geplaatst. Anders zou mijn vader zo heel erg tussen vrouwen zitten. Nu zit mijn moeder tussen de mannen.
De mannen negeren haar. Is het een stil verzet? Een onuitgesproken maar volmondig Nee! van mannen die geen inbreng hebben in een tafelgesprek dat sowieso niet meer gevoerd wordt? Op deze plek, waar de helft van de aanwezigen door een beroerte, de rest door dementie getroffen is, kom je daar niet meer achter. Maar hoe dan ook, op het Goedenmiddag van mijn moeder aan de heren krijgt ze geen antwoord. En zij negeer zij de mannen daarom ook. De middagmaaltijd wordt in stilte genoten. ‘Ik negeer hem,’ zegt mijn moeder over het Loerende Mannetje. ‘En hij negeert mij.’ Maar dat kan niet waar zijn. Want ze kan hem heel goed nadoen.
Ht klopt ook al niet omdat mijn vader het loerende mannetje ooit, bij de kennismaking, de hand heeft geschud. De hand geschud! Dat schept een band. Háár negeert hij, maar volgens mijn moeder is mijn vader sinds het handenschudden voor het loerende mannetje een held. Een rolmodel. Af en toe hangt hij in zijn rolstoel voor de deur van hun kamer en kijkt verlangend naar binnen. ‘Je laat hem er níet in,’ sist mijn moeder dan. En het verplegend personeel schiet te hulp. ‘Nee meneer, u mag hier niet naar binnen. Uw kamer is dáár, verderop.’ En zo wordt hij weggeloodst.
We zijn in het Lucas. Het is het tijd voor de echo van het hart. Dat klopt. Regelmatig. Gestaag. Al 91 jaar. Still going strong.
Donderdag, Dorpstraat ons Dorpdag. Vandaag is dat boodschappen in Apeldoorn: Leesbril brengen bij de opticien en een uur later weer ophalen, nu met de nieuwe glazen, drie nieuwe broeken scoren voor mijn vader bij De Oranjerie. Dan weer terug, even babbelen over het aanstaand uitje van mijn moeder naar Jagtlust en het is alweer vijf uur. Ik sta op om weer naar huis te gaan. Ik loop wat achter op schema.
‘Lopen doet een beetje pijn,’ zegt mijn vader. Hij begint moeizaam zijn rechterschoen uit te trekken. Dan zijn sok. Ik schrik van de onverwachte donkere plek.
‘Hoe lang heb je daar al last van?’
‘Het doet vandaag pas pijn.’
Bij nadere inspectie van de schoen blijkt een stukje van het tongstuk omgeklapt te zijn. Als de veters gestrikt zijn ontstaat er een hard, puntig stukje dat in de voet drukt.
‘Ik denk dat er een pleister op moet,’ zegt mijn vader. Mijn moeder heeft nog een stuk hansaplast en wil weten hoeveel pleister ze moet afknippen, nagelschaartje in de aanslag.
‘Heb je daar niet eerder last van gehad?’ vraag ik.
‘Het doet pas vandaag pijn.’
Dat is leven in het heden. Misschien deed het gisteren ook wel pijn, en eergisteren, maar is hij dat vergeten na een prettige schoenloze nacht.
‘We doen er nu een pleister op,’ zeg ik, ‘en dan trek je lekker je pantoffels aan. Ik haal de nogal versleten platte veters uit zijn schoenen, ‘dan kun je ze niet meer per ongeluk aantrekken. Waar staan je andere schoenen?’
Achter zijn stoel blijkt een paar te staan. De veters zijn er keurig uitgehaald. ‘Daar was een veter van kapot,’ zeg mijn vader, ‘maar 1 veter heb ik gered.’ Hij pakt een ronde veter naast zich op het tafeltje ligt en werpt hem mij toe.
Ik haal een ander ronde veter uit een boventallige schoen van mijn moeder en rijg ze in de veterloze schoenen. Daarna ontdek ik een ander stel zachte suede herenschoenen, met veters, onder de tafel waaraan hij eet.
‘Dit voelt er lekker,’ zegt mijn vader tevreden naar zijn pantoffels kijkend, ‘wat heb je toch weer zegenrijk werk verricht.’
’s Avonds bel ik de verzorging met het verzoek dit zegenrijk werk voort te zetten. De dienstdoende verzorgster belooft er een logboeknotitie van te maken. Ik hoop maar dat ze de voet in het snotje houden.
Fruit is bij mijn ouders volop te vinden, omdat het nauwelijks wordt opgegeten. De aanvoer vanuit het tehuis is constant, maar vooral mijn vader is goed in wegleggen en vergeten. Het fruit hoopt zich dus op. Kiwi’s verpappen, appels vergaan, er liggen maar liefst vier peertjes naast de computer in verschillende stadial: eentje nog al dente, eentje perfect, eentje te rijp & melig en eentje vloeibaar onder de schil.
‘Waarom eet je geen peren?’ vraag ik, ‘de goeie is heerlijk.’
‘Ze zijn zo kleverig als je ze probeert te schillen,’ antwoordt mijn vader. Terwijl ik een mesje pak zegt hij peinzend: ‘Vroeger in het Zonnehuis werkte een vrouw, een verpleegster, die graag Hoofd Verpleging wilde worden. Ik moest daarover beslissen.
Op een keer zaten de ziekenverzorgsters aan het middageten. Een van die meisjes zag een schaal stoofpeertjes op tafel staan en riep enthousiast: “Peertjes! Zalig!”
Toen zei die vrouw streng: “Peertjes kunnen heerlijk zijn. Peertjes kunnen overheerlijk zijn. Maar peertjes kunnen nimmer zalig zijn.”
Vanaf die dag stond zij onder het verplegend personeel bekend als Zuster Peertje. Hoofd Verpleging is zij niet geworden.’
Hij begon met smaak zijn peertjes te eten.
Een uitje vanochtend: met mijn vader naar het Lucasziekenhuis in Apeldoorn voor een ooginspectie. Het verzorgingstehuis had de afspraak op 10.15 gezet, wat rijkelijk vroeg is als je uit Amsterdam moet komen, in de spits en met waarschuwingen voor dikke mist op de radio.
Maar mist? Wat nou mist? Uiteindelijk bleek er nauwelijks een wolkje aan de lucht en de spits was nog op herfstvakantie.
De oogarts – jong, blond, vrouwelijk – vroeg mijn vader wat de klachten waren en keek verrast toe mijn vader zijn diagnose gaf. Daarna keek ze naar mij. “Mijn vader is gepensioneerd arts,” zei ik. Aha.
Het bleek uiteindelijk allemaal zeer In Beginnend Stadium te zijn, plus een beetje staar rechts. Niets om snel in te gaan snijden in elk geval.
Recent Comments