In het gedicht ‘Literatuur’van Annie M.G. Schmidt werkt de hoofdpersoon aan haar algemene ontwikkeling door steeds nieuwe verhoudingen aan te gaan:
Toen ik verloofd was met René
die zoveel hield van Hemingway,
las ik het werk van Hemingway
omdat dat werk me zoveel dee.
Maar toen het uit was tussen ons
toen kreeg ook Hemingway de bons.
[volgt een opsomming van diverse geliefden]
Er zijn dus nog verscheiden gaten,
helaas, in mijn cultuur gelaten.
Ik hoop nog altijd op Pascal,
maar wat dan ook, in elk geval:
hoe meer het aantal liefdes stijgt,
hoe meer ontwikkeling men krijgt.
——————————-
uit: ‘Tot hier toe’, 1986.
Ongeveer zo ben ik in het dressuurmennen terecht gekomen; door mijn vrouw Inge, een echt paardenmeisje. Dressuurmennen is een nichesport, in die zin vergelijkbaar met golf dat een buitenstaander niet begrijpt waarom het zo moeilijk is. Drie jaar nadat ik ermee was begonnen vroeg mijn oude tante Katja nogal schril en ongelovig toen ik haar vertelde dat ik naar dressuurles ging: ‘Kun je het nu nog niet?’
Ik kan het nog niet, niet goed genoeg. Maar het is de hobby van mijn vrouw, dus net als de antagonist in het gedicht van Schmidt neem ik het uiterst serieus. Mijn paard Rikki is een Friese ruin met een lief en ietwat dromerig karakter. Kleine dingen – een stapel witte planken of een onverwachte tuinkabouter in een tuin – kunnen hem met alle vier de voeten in de lucht doen springen. We besloten dat het een goed idee zou zijn om zijn horizon te verbreden. Hij moest naar allerlei verschillende plaatsen en onder verschillende omstandigheden rijden, zodat hij een Paard van de Wereld kon worden. Met andere woorden: wedstrijden rijden.
Nu houd ik niet van wedstrijden. Ik kan niet tegen de stress. Het maakt niet uit dat ik mezelf voorhoud dat ik met mezelf concurreer, en niet tegen anderen, de stress bleef. Bij het opklimmen van de wedstrijdladder van B (Beginners) naar L (‘Licht’) en M (‘Medium’), werd de stress steeds erger. Mensen durfden bijna niet meer met me te praten, omdat ze vreesden dat ik ze op hun hoofd zou slaan als ze me ‘veel succes’ of ‘veel plezier’ zouden wensen. Die vrees was terecht.
Inge deed ondertussen mee aan wedstrijden met een tweespan: Rikki (mijn paard) en Hayke (haar) en bleef routinematig eerste en tweede prijzen binnen harken.
Het meest frustrerende voor mij was dat Rikki en ik wel beter konden. Tijdens de training deden we het vaak goed, maar nooit tijdens een wedstrijd. Dit fenomeen is logisch als je je realiseert dat paarden oppikken hoe je je voelt, op een bijna mysterieuze manier. Het is een uitzonderlijk talent en lastig voor neurotici zoals ik. We reden steeds slechter. Ik dacht erover om maar helemaal te stoppen. Toen onze geweldige dressuurinstructeur me vertelde dat hij coaching had en daar erg blij mee was, had ik een week nodig om dit te verwerken – iemand die zó goed is heeft coaching nodig? Toen vroeg ik hem om het telefoonnummer van zijn coach.
Tijdens de eerste sessie vertelde ik coach Berber dat meedoen een hel was, dat ik onder de middelmaat zat, dat Rikki en ik ons potentieel niet bereikten en dat ik overwoog te stoppen. Zij liet me op een evenwichtsbalk klimmen en allerlei dingen doen die in eerste instantie te moeilijk waren. Het is moeilijk uit te leggen wat er precies is gebeurd. Een van de goede dingen aan Berber is dat ze niet teveel tegen me praat. Ik hoef ook niet veel terug te zeggen. In plaats daarvan moet ik dingen doen, en zij kijkt met haar scherpe, waakzame ogen terwijl ik worstel met de opgaven.Ik leerde dat ik snel overweldigd raak als het moeilijk wordt of als ik meer informatie ontvang dan ik kan verwerken, wat snel het geval is. Ik herinnerde me weer dat het mijn doel niet was om te concurreren totdat ik een zenuwinzinking kreeg, maar om een goede menner te worden met een zelfverzekerd paard. Ik besefte dat dit betekent dat ik de reis in kleine stapjes moet opdelen – niet de lat lager leggen, maar het aantal stappen om er te komen te vergroten.
Ik had me en weg gebaand door de M zonder ooit een prijs of lintje te winnen en bereikte het punt waarop de Z (inderdaad, Zwaar) in moest. En daar, voor het eerst, meteen de eerste keer, lieten Rikki en ik zien wat we konden. Het was niet perfect; er was ruimte voor verbetering, maar het was een fantastisch gevoel. Ik herinnerde me ook dat ‘hoe meer het aantal liefdes stijgt, hoe meer ontwikkeling men krijgt,’ niet noodzakelijkerwijs meer voor mij opgaat. Ik zal op zoek moeten naar een nieuw, inspirerend vers.
Dressage
A shortish horsy history of sorts
I used to identify with this light verse by Annie M.G. Schmidt. Without doing it justice, I’ve attempted a free translation of the beginning and the end:
“When I was engaged to René
who dearly loved his Hemingway,
I read E. Hemingway all-day
And felt his writing. A-okay!
But when for René I lost my passion
Hemingway, too, went out of fashion
[follows a list of lovers and their contagious passions]
Sadly, there are still gaps to mend
In my general development,
And though one cannot win them all,
I am still hoping for Pascal
But anyway and anyhow:
The higher the number of one’s lovers
The bigger the world that one discovers.”
The poem illustrates how I got into dressage & driving with a horse and carriage; my wife was the cause. It is a niche sport, comparable to golf, in that the outsider does not understand why it would be challenging to learn. Three years in, my old aunt Katja asked me rather shrilly and in disbelief when I told her I was going to a dressage class: ‘Haven’t you learned it yet?’
I had not – still haven’t. But it is my wife’s hobby, so like the antagonist in Schmidt’s poem, I take it seriously. Rikki, my horse, is a Frisian gelding with a kind and somewhat dreamy nature. Little things – a temporary stack of white planks or an unexpected garden gnome in a garden – can make him jump with all four feet in the air. We decided that it would be a good idea to broaden his horizons. He had to go to all kinds of different places and under various circumstances so he could become a Horse of the World. In other words, enter competitions.
I should have known it would be highly stressful for me; I dislike competitions, and I don’t handle stress well. No matter that I am competing against myself, not others. It doesn’t work. Even though we slowly climbed the competition ladder from B (Beginners) to L (‘Light’) and M (‘Medium’), the stress got worse. It was so bad that people hardly dared to talk to me because I looked like I wanted to whack them on the head if they’d wished me as much as ‘good luck’ or ‘have fun’. They were right to keep their distance. It is what I felt like doing. My wife Inge, meanwhile, competed with a two-horse carriage drawn by Rikki (my horse) and Hayke (hers) and, as a habit, kept raking in first prizes.
The most frustrating thing was that Rikki and I could have done better. Regardless of how many or how few points I get from the jury, I want to perform as best as possible. Mostly while training, we did well, but never in a contest. This phenomenon makes perfect sense when you realize that I passed my anxiety on through the reigns or the ether – horses pick up on these things in a near-mysterious way. It is an exceptional talent and inconvenient for neurotics like myself. I thought about stopping altogether. This was hell.
When our kick-ass dressage instructor told us he was being coached and very happy about it, I needed a week to process this puzzling news—the expert decided he needed coaching. Then I asked for his coach’s phone number.
During the first session, I told Coach Berber that competing was hell, I was below mediocre, Rikki and I did not reach our potential, and I wanted to quit. She made me climb on a balance beam and do all kinds of things that were too hard to do initially but learnable, nevertheless. It is difficult to explain what exactly happened. One of the good things about Berber is that she does not make me talk much. Instead, I have to do things, and she looks with her keen watchful eyes while I am struggling, sometimes asking a question..
I learned that I quickly become overwhelmed when things get hard or when I receive more information than I can process. I remembered that my goal was not to compete until I had a nervous breakdown but to become a good driver with a confident horse. I realized that this meant breaking down the journey into small steps—not to lower the bar but to increase the number of steps to get there.
Struggling my way through M without ever winning a prize or ribbon, I reached the point where I got bumped up to Z (for ‘Zwaar’). The first time in Z, Rikki and I showed what we could do. It wasn’t perfect; there was room for improvement, but it was a fantastic feeling. It was a reminder, too, that I do not need a high number of lovers to discover the world. I must go and find some new inspirational verse.
Prachtig stuk. Waar geschreven. En ook nog amusant.